Deze leesmaand gaat het over drie maal Meisje met de parel, van klassiek tot mollig modern. En over een denkend hoofd en een berentemmer.
Een kaartje voor de Vermeer-tentoonstelling in het Rijksmuseum heb ik niet meer weten te bemachtigen. Gelukkig bezocht ik in 1996 de Vermeer-tentoonstelling in het Mauritshuis. Destijds waren het zo’n 24 Vermeers, in het Rijks hangen er 28, een voorlopig wereldrecord. (Destijds zeiden ze ook ‘dat het minstens nog drie eeuwen [zal] duren voordat er weer zo veel werken van Vermeer bijeengebracht kunnen worden’, dus er is hoop op een herkansing ooit).
Verder kun je altijd nog ‘Het Delft van Vermeer’ bezoeken in de Museum Prinsenhof Delft – en die tentoonstelling is zeker ook de moeite waard voor wie de meesterschilder beter wil leren kennen.
In opdracht van dit museum verscheen Het meisje met de blauwe steen (6+; Rubinstein, 2023) een nieuw deel in de serie Gouden Boekjes. Maranke Rinck schreef het verhaal, over Jo die in het Delft van 1664 pakjes moet bezorgen bij rijke mensen. Ze moet ook een blauwe steen, lapus lazuli, afleveren bij schilder Johannes Vermeer. Die kijkt Jo eens goed aan en vraagt of hij haar mag schilderen, graag met blauwe hoofddoek en ach, doe ook even die oorbel in. Jammer dat Rinck ervoor koos het verhaal op rijm te zetten, want dat leidt soms tot gekunstelde zinnen. Of, omwille van het ritme, tot onnodige bijvoeglijke naamwoorden, zoals ‘verzonnen fantasiehoofd’. Maar het idee van een boodschappenmeisje geeft illustrator Martijn van der Linden wel de kans Jo door diverse doeken van Vermeer te laten wandelen. Jo zelf plukte hij uit ‘Gezicht op Delft’, vervolgens laat hij haar onder meer pakjes bezorgen bij de ‘Vrouw met parelsnoer’ en poot hij het melkmeisje in de openstaande deur van ‘Het straatje’. Deze vernuftige Vermeer-assemblage is echt heel knap en aanstekelijk gedaan. Met dit boekje in de hand zou je door het Rijks moeten kunnen lopen…
Veel minder opwindend is Pim en Pom ontdekken Vermeer (4+; Uitgeverij Volt/Fiep, 2023), een omkeerboekje met aan de ene kant ‘Het melkmeisje’ en de andere kant ‘Meisje met de parel’ uitgelicht. Het boek is gebaseerd op de Schooltv-serie Pim en Pom in het museum en melkt de populariteit uit van de beroemde katten Pim en Pom van Mies Bouhuys en Fiep Westendorp. De verhaaltjes hebben weinig om het lijf en volgen hetzelfde stramien: Pim en Pom volgen hun bazin (‘Vrouw’) naar schilderles in het museum, verdwijnen eventjes naar de wereld achter het schilderij en komen dan weer terug in het heden. Na elk verhaal volgt een spread met wat vragen en weinig inspirerende opdrachtjes (net zoals bij de tv-serie lesbrieven zaten). Natuurlijk, Pim en Pom blijven grappig, maar dichter bij Vermeer brengen ze je niet.
Vermeer figureert ten slotte ook in de nieuwe jongerenroman van Erna Sassen: Neem nooit een beste vriend (15+; Leopold, 2023). Het is wederom illustrator Martijn van der Linden die hier zeer creatief met kunst is. Het boek is een vervolg op Zonder titel. Daarin maakten we kennis met angry young puber Joshua die tekenen als uitlaatklep heeft.
Eerlijk gezegd vond ik het vervolg eerst een beetje tegenvallen. Het was meer van hetzelfde. Alsof Sassen dacht: laat ik nog maar even in deze succesvolle groef blijven hangen. Het getier en getyfus van Joshua leek te veel een kunstje te worden. Maar allengs bleek er wel degelijk meer te zijn dan een herhaling van zetten. Zo krijgen de karakters van Joshua’s vrienden Dylan en Sergio meer diepte. En Sassen spiegelt in de vorm van het verhaal mooi de chaos van een adolescentenbestaan: de chronologie volgt kromme paden. Geen rechttoe rechtaan plot, maar Joshua’s hoofd bepaalt de voortgang. Dat hoofd knalt zo’n beetje uit elkaar door zijn verliefdheid op Lindsey en door de ruzie tussen Dylan en Sergio. Vandaar de verzuchting om nooit een beste vriend te nemen. Het lijkt dus een en al chaos in dit boek, maar Sassen heeft de touwtjes wel degelijk goed in handen. Ze bouwt de spanningen tussen de vrienden mooi op, telkens krijgen we brokjes informatie totdat op de laatste bladzijden alles op zijn plek valt.
En dan dus Vermeer en Van der Linden. Joshua moet voor zijn eindexamen tekenen enkele bekende schilderijen natekenen en daar een eigen draai aan geven. Een van zijn keuzes is ‘Meisje met de parel’ en zijn model is Lindsey. Zo krijgt het Meisje een mollige en exotische draai. Van der Linden stoeit zo ook met Munch, Picasso en diverse andere kunstenaars en levert met zijn werk een onmisbare bijdrage aan het boek.
Een denkend hoofd, maar minder chaotisch dan dat van Joshua, vinden we ook in Gedachten denken (7+; Querido, 2022). Sterker, dat hoofd is hoofdpersoon in dit filosofische prentenboek. Annelies Beck schrijft over wat denken en gedachten eigenlijk zijn. Ze geeft geen kant-en-klare antwoorden, maar roept eerder vragen op en prikkelt tot nadenken over denken. Dat gebeurt in speelse taal, die wederom niet heel precies, maar eerder evocatief is: ‘Soms weet je niet wat je denkt. Soms denk je dat je iets weet. Weten en denken zijn familie, maar geen vrienden.’
De krasserige tekeningen van Hanneke Siemensma, in kleurpotlood en houtskool, bieden dezelfde openheid en onbestemdheid. Soms verbeelden ze een-op-een de tekst, soms vertellen ze een eigen verhaal of geven ze vooral een sfeer weer. Samen geven tekst en beeld stof voor gedachteoefeningen.
Het mooiste boek dat ik deze maand las is De zoon van de berentemmer (12+; Ploegsma, 2022) van Xavier Laurent-Petit (vertaald door Leny van Grootel). Ik recenseerde het boek voor het net verschenen maartnummer van Didactief. Het gaat over een Roma-gezin dat in handen van mensensmokkelaars valt en zo in een tentenkamp in de Parijse banlieues belandt. Goddank raakt Ciprian tijdens het zakkenrollen in park Luxemburg in de ban van het schaakspel. Hij begluurt hier dagelijks twee vaste spelers en slaat al hun partijtjes in zijn hoofd op. Zijn schaaktalent betekent een uitweg uit de mensonterende omstandigheden waarin het gezin leeft.
Laurent-Petit beschrijft dit alles met de juiste mix van kinderlijkheid en realisme. Er is ruimte voor dromen en geluk, maar de grimmige werkelijkheid blijft er ook en de lezer weet heel goed dat Ciprian de gelukkige uitzondering is.
En dat geluk is tegelijkertijd ook dubbel, laat de auteur ons voelen. Want Ciprian komt tussen twee werelden te staan, die van ‘de kinderen van de wind’ en die van kinderen die in huizen wonen, naar school gaan en via leren lezen de wereld ontdekken. Zelf zuigt hij gulzig alle kennis op, maar zijn zusje en ouders hebben meer moeite met het nieuwe bestaan. Daddu kan niet langer de berentemmer zijn die, ingevet met spekvet, op markten en dorpsfeesten het gevecht aangaat met een beer. Die eenwenlange kunst, doorgegeven van vader op zoon, dreigt doorbroken te worden. Ontroerend en indringend is dan ook het moment waarop daddu zijn zoon voor diens eerste schaaktoernooi het mes van de Ursari, het mes van de berentemmer, geeft. De zoon van de berentemmer heeft alles wat je van een jeugdboek verlangt: een meeslepend verhaal met een actueel én tijdloos thema en een onvergetelijke hoofdpersoon.