Dankzij de boekverfilming op Netflix is er een nieuwe Nederlandse vertaling van Bent u daar God? Ik ben het, Margaret van Judy Blume. Dit boek uit 1970 over een meisje met groeipijnen is nog steeds heerlijk om te lezen.
‘Hebt u erover nagedacht, God? Om me wat voller te maken, bedoel ik. Ik heb nu een beha. Het zou leuk zijn als ik iets had om erin te doen. Maar als u vindt dat ik er nog niet aan toe ben, begrijp ik dat natuurlijk.’
Je kunt als opgroeiend meisje natuurlijk een dagboek bijhouden, maar de 12-jarige Margaret kiest voor God als uitlaatklep. En ze heeft hem (of haar) hard nodig, want haar leven is er niet eenvoudiger op geworden sinds de verhuizing vanuit New York naar een slaapstadje. Haar nieuwe vriendinnen zijn bovendien erg bezig met hun veranderende lichaam en Margaret wil niet achterblijven. Dus doet ze dapper mee met de door Nancy bedachte oefeningen (‘Wat willen wij? Wat maakt ons blij? Een lekkere grote borstpartij!’) en probeert ze uit alle macht de juiste jongens leuk te vinden. ‘Denkt u dat ik met Philip Leroy zal kunnen dansen? Het is niet zozeer dat ik hem mag als mens, God, maar het is wel een erg knappe jongen.’
Judy Blume registreert dit alles nuchter en zonder veel omhaal. Maar tussen de regels door voel je het ongemak, het ongemak van al die nieuwe sociale codes die je je als opgroeiend meisje eigen moet maken en dat lichaam dat maar niet doet wat jij wil. Door deze nuchtere, haast droogkomische stijl is het boek na ruim vijftig jaar nog steeds springlevend.
Bijzonder is dat, anders dan (in elk geval tegenwoordig) gebruikelijk in jeugdboeken over dit thema, Margaret nauwelijks van binnenuit wordt beschreven, er zijn geen uitgebreide beschrijvingen van wat er in haar omgaat. Alleen in haar gesprekken met God leren we Margarets onzekerheid en zorgen kennen. Dat is een originele vondst en werkt verfrissend.
De gesprekjes met God zijn heerlijk ontwapenend, en daardoor authentiek. Margaret wordt niet gehinderd door enige gene tegenover God of ballast door een gelovige opvoeding. Hoewel haar moeder van huis uit christelijk is en haar vader joods, voeden ze hun dochter zonder kerk en geloof op, zodat ze later zelf kan kiezen. Voor een schoolproject verdiept Margaret zich in diverse godsdiensten en ze bespreekt vrijelijk haar gedachtes daarover met God.
Toen het boek voor het eerst in 1970 verscheen, was Margarets vrije omgang met geloof en God mogelijk nog stuitend, en daarmee dus gedurfd. In onze tijd geldt dat nauwelijks meer en toch werken die gesprekken nog steeds. Als opgroeiende meisje of jongen moet je toch ergens je houvast vandaan halen.
‘Ik ben benieuwd of u me nog kunt laten weten of ik normaal ben of niet. Als u me een teken wilt geven, graag. Zo niet, dan zal ik proberen geduldig te zijn. Het enige wat ik u vraag is dat ik niet op school ongesteld word, want ik zou door de grond gaan als ik het meneer Benedict zou moeten vertellen. Dank u wel, God.’