In De boom die een wereld was van Yorick Goldewijk draait het om vurige en vage verlangens. En om de vraag: wie ben ik en wie wil ik zijn?
De kruisspin is te weekhartig om de in haar web gevangen vliegen op te peuzelen. De maanvlinderrups blijft liever rups dan dat ze vlinder wordt. En de glanzende houtmier droomt van wegvliegen naar elders.
En zo wonen er nog veel meer dieren op, in of bij de oude boom, die aan zichzelf willen ontstijgen. Ze willen niet zijn zoals de anderen van hun soort en weg uit de sleur. ‘Weer een half jaar een onstilbare honger proberen te stillen’, denkt de bruine beer mismoedig en hij kruipt eigenwijs terug zijn hol in voor een lenteslaap.
En ze twijfelen of ze wel zijn zoals ze behoren te zijn. De steenuil vindt zichzelf niet zo wijs als zou moeten. ‘Hij had zich al ontelbare keren afgevraagd of hij niet gewoon alleen maar een steen was.’ Om zich vervolgens met al zijn gepieker een ware filosoof te tonen: ‘Wat ben je nou eigenlijk? Ben je wat je bent? Of wat je denkt dat je bent? Of wat anderen denken dat je bent?’ Totdat hij het opeens allemaal begrijpt: ‘Wie ik bent, dat bepaal ik zelf.’ De andere dieren zijn zich daar niet allemaal zo van bewust als uil, maar allen zoeken naar wie ze zijn en vooral wie ze willen zijn. In De boom die een wereld was beschrijft Yorick Goldewijk al deze vurige en vage verlangens in poëtische taal. Zijn dierenverhalen doen denken aan die van Toon Tellegen, met dit verschil dat ze een duidelijke inhoudelijke focus hebben: het zoeken en verkennen van de eigen identiteit.
De illustraties van Jeska Versteegen verbeelden deze wereld vol dromen en verlangens op eveneens poëtische wijze. Ze tekent niet alleen de dieren, maar ook veel luchten en hemels vol beweging en belofte.
De boom is de verbindende schakel tussen de dieren. Ze biedt hen een thuis én een uitzichtplek. En waar nodig gebruikt ze haar stem. Maar bovenal bestaat ze gewoon. In de twee laatste verhalen kantelt Goldewijk deze wereld in en om de boom. De boom blijkt inderdaad de wereld te zijn of beter de schepper van deze wereld. En zo verschijnt de heelalvis. ‘Niemand wist zeker of ze echt was, of eerder een fantastische gedachte. Maar dat maakte haar niet minder echt.’ Zonder dit wezen, zo maakt Goldewijk ons subtiel duidelijk, is de wereld zielloos en kunnen we nooit verder reiken dan het hier en nu. De boom die een wereld was is een bezielend boek.