In de herstart van de Slash-reeks trapt Janneke Schotveld af met de overtuigende jongerenroman Zusje, over hoe Rifka Meis al fietsend haar schuldgevoelens en geloof achter zich laat.
In 2007 bedacht Edward van de Vendel een prachtconcept voor de jeugdliteratuur: laat auteurs van naam het levensverhaal van bijzondere jongeren optekenen. Want naar zijn smaak, zo zei hij in zijn Annie M.G. Schmidtlezing, bewegen literaire boeken voor jongeren ‘zich wat te ver van de maatschappelijke werkelijkheid’. Ze moesten meer over het leven en realiteit van jongeren zelf gaan.
Hijzelf en Anoush Elman tekenden voor het eerste deel, De gelukvinder, van wat de Slash-serie ging heten – slash omdat elk boek twee makers kende: een jongere die vertelt en een schrijver die dat verpakt in een literair verhaal. Na 15 delen hield de reeks in 2017 op, maar Van de Vendel heeft deze nu weer nieuw leven in geblazen.
Naast een heruitgave van Van de Vendels boek Het kankerkampioenschap voor junioren (2015), nu uitgegeven onder de titel Het ziekste spelletje ooit, verscheen als tweede deel in de hernieuwde serie Zusje. Hierin vertelt Janneke Schotveld het verhaal van Rifka Meis die opgroeit in een streng reformatorisch gezin. Het geloof gaat steeds meer knellen als Rifka uit de kast komt als lesbienne en als haar jongere zusje Tabitha een bipolaire stoornis blijkt te hebben. Haar ouders weten met beide gegevens niet om te gaan. Psalmen en Bijbelspreuken rondstrooiend verliezen ze steeds meer het contact met hun dochters.
Terwijl Rifka op kamers gaat en alles doet wat God verboden heeft, zit Tabitha opgesloten thuis of in een kliniek. Rifka’s ‘lieve, onhandige, brutale en impulsieve zusje’ mist ruimte en vrijheid en maakt uiteindelijk een eind aan haar leven. Tijdens een fietstocht naar Noorwegen probeert Rifka haar verdriet en schuldgevoelens weg te trappen. Pas aan het eind van de rit durft ze het monster recht in de bek te kijken.
Schotveld laat zien dat ze niet alleen voor jonge kinderen (Superjuffie, De dappere ridster), maar ook voor jongeren kan schrijven. Ze hanteert een directe stijl, met korte doeltreffende zinnen. Daarbij lardeert ze Rifka’s fietstocht vakkundig met flashbacks, herinneringen aan haar zusje, aan het opgroeien in een milieu waar zonde en schuldbesef altijd op de loer liggen en aan de moeite die het kost om daarvan los te komen. Ja, ze komt er rond voor uit dat ze lesbisch is, maar vreest nog steeds soms het hellevuur. ‘Om te oefenen had ik weleens een vinger in een kaarsvlam gehouden. Dat deed al zoveel pijn!’
Heel mooi beschrijft Schotveld hoe het schuldgevoel, dat Rifka met de paplepel ingegoten is, tijdens die fietstocht een ander gezicht krijgt. Het gaat niet langer om het hellevuur, maar om een herkenbaar en existentieel gevoel van schuld en van gemis. Het ‘had ik maar’ en ‘als ik maar’ dat nabestaanden van mensen die hun leven hebben beëindigd, teistert. Niet tegenover God, maar tegenover haar zusje voelt ze zich tekortgeschoten.
Zusje is een overtuigend portret van een jongvolwassene op zoek naar haar eigen weg. Een tocht die eindigt met zelfacceptatie en het besef dat zijzelf alleen verantwoordelijk is voor haar leven.