Kinderen herontdekken de wereld in De wind wijst de weg van Wouter Klootwijk. Het verhaal is een wonder van eenvoud.
‘Ik weet niet precies hoe ik het weet, maar ik dacht erover na en toen begon ik het vanzelf te weten.’ Zelfontdekkend leren mag dan niet de meest efficiënte manier van onderwijs zijn, soms zit er niets anders op. Bijvoorbeeld als er iets ergs gebeurd is en bijna alle volwassenen verdwenen zijn en kinderen op zichzelf zijn aangewezen. Dat is de situatie in De wind wijst de weg. Overigens laat Wouter Klootwijk in het midden wat er precies is gebeurd (behalve dan ‘we hebben alle olie opgemaakt’) en zijn verhaal is ook nergens treurig, laat staan dystopisch.
In zijn vorige boeken Anne, het paard en de rivier (2017) en Naar de overkant (2019) liet Klootwijk al zien wat zijn handelsmerk is: korte zinnen, helder, maar vol kinderlijke verwondering en logica die soms doet denken aan de dierenverhalen van Toon Tellegen.
Het verhaal begint met Jan die in een rietveld iets aan het bedenken is. Dan komt Vera erbij, en later achtereenvolgens Tom en Janjan, Willie, Wies en Josje. Samen bouwen ze een vlot van rietstengels waarmee ze naar de overkant varen. ‘We weten zeker dat er een overkant is. (…) Ja, want zonder overkant kom je nergens.’ Willies vogel Ka vliegt alvast vooruit en brengt hun kersen, zoals ooit een witte duif met een olijftak Noach liet weten dat er land in zicht was. Aan de overkant vinden ze Tom die in een kersenboom een hut heeft gebouwd.
Samen bedenken de kinderen telkens iets wat hen verder helpt en herontdekken ze de wereld. Dit verhaal is een wonder van eenvoud en rijke taal tegelijk. En van optimisme: het kan dus zomaar, opnieuw beginnen.