In Gozert stelt Pieter Koolwijk speelse vragen over wat gek en normaal is en gaat hij voorbij aan labeltjes.
Eerst denk je: o ja, een boek over een jongen met ADHD. Maar nergens in Gozert valt die term. Pieter Koolwijk daagt ons juist uit om voorbij de labeltjes te denken. Hoofdpersoon Ties heeft een denkbeeldig vriendje (zelf zegt hij steevast ‘een onzichtbaar vriendje’) met wie hij de wildste avonturen beleeft. Deze Gozert maakt zijn wereld kleurrijker en fantastischer: een slaapkamer wordt een jungle, een gedekte eettafel verandert in een slagveld waar Ties een Maaltijdmonster moet zien te verslaan en hulpverleners ogen als een robot of een Slakkenkoningin. De felgekleurde illustraties van Linde Faas onderstrepen zijn verbeelding.
Zijn omgeving ziet alleen maar chaos en rumoer rondom Ties. ‘Je hebt herrie aan je kont,’ zoals Luna, een meisje met autisme (nee, dat staat er niet) tegen hem zegt. Hij wordt steeds onhandelbaarder. Ten einde raad brengen zijn ouders hem naar Huize Hoopvol, een jeugdpsychiatrische inrichting (ook die term valt niet). Hier moet hij leren medicijnen te slikken en te accepteren dat Gozert niet bestaat. Maar Ties wil helemaal geen afscheid nemen van zijn beste (en enige) vriend. Pas als Luna hem waarschuwt dat zijn dwarse gedrag zal leiden tot opname op de ‘zombieafdeling’, geeft hij toe. En opeens is zijn leven gedrenkt in saaiheid.
Hij zal er wel mee leren omgaan, denk je dan. Maar dat zou het scenario van een realistisch kinderboek zijn geweest en zo’n boek heeft Koolwijk niet geschreven. Met een originele plotwending dwingt hij de lezer, vooral de volwassene, om na te denken over wat gek en normaal, wat waan en werkelijkheid is. Zijn boodschap: neem kinderen serieus en pak ze geen dingen af, maar leer ze omgaan met hun eigenheid. Het hoe laat hij trouwens aan de lezer over.
(Deze recensie verscheen eerder in Didactief, januari/februari 2021).