Van liefde en leven

Van liefde en leven
  • Sterker dan elk afscheid
  • Enrico Galiano
  • Vertaler: Ada Duker en Henrieke Herber
  • Uitgever: Luitingh-Sijthoff
  • Jaar: 2020
  • Aantal blz.: 377
  • 8,0

Wederom presteert Enrico Galiano het om een liefdesverhaal op te tillen tot een poëtisch-filosofisch verhaal over jezelf durven zijn en de moed om te leven.

‘Ik hield van haar, zij hield van mij, maar we konden niets meer met elkaar hebben.’ Zo simpel als Michele, een van de hoofdpersonen het doet, valt Sterker dan elk afscheid inderdaad samen te vatten. Net als in zijn eerste in het Nederlands vertaalde jongerenroman, De bijzondere woorden van Gioia (2019) gaat ook dit boek van Enrico Galiano over een alles verterende liefde tussen twee jongeren. En tegelijkertijd overstijgen beide boeken de liefde.

Ook nu weer gaat het om twee jongeren die ieder het nodige te stellen hebben met het leven. Michele is op zijn dertiende blind geworden na een auto-ongeluk en zag zijn droom om beroemd voetballer te worden in duigen vallen. De vader van de hoogsensitieve Nina (‘een orchideeënmeisje’) verloor op haar tiende haar vader en zocht daarna jarenlang de randen op. Ze ontmoeten elkaar in de trein naar school, dagelijks twaalf minuten, en Michele is meteen verkocht. Het verhaal begint op het moment dat het uit is en ze elkaar al enige weken niet meer gezien hebben. Om en om geven ze hun versie van het verloop van hun relatie, Michele sprekend in zijn mobieltje, Nina in dialoog met de eigenares van een tattooshop.
Later horen we Nina in een spraakmemo aan Michele waarin de wereld opeens honderdtachtig graden lijkt gekanteld. De lezer krijgt een nieuwe, onthutsende kijk op de gebeurtenissen. Vanaf dat moment raakt het verhaal in een stroomversnelling en gaat het allang niet meer alleen om de liefde, om Romeo en Julia, maar ook om eerlijkheid, naar de ander en vooral naar jezelf, en om levensmoed.

Galiano heeft er een handje van met grote woorden en metaforen te strooien. ‘Liefde is in wezen een lange, tedere manier van afscheid nemen’. Of: ‘Pijn [is] niet een bladzijde van het leven die je kunt overslaan, omdat die rotzak nu eenmaal geen pagina is, maar verborgen zit tussen de regels van alle pagina’s.’ En deze: ‘Eigenlijk zouden wetenschappers moeten toegeven dat er nog iets zeldzamers bestaat dan iridium, en dat is moed.’ Nog eentje: ‘Ik denk dat mijn verdriet een wolf is.’
Dat kan aanstellerig overkomen, maar hij en zijn romanpersonages komen ermee weg. Het is juist deze gloedvolle intensiteit die zijn boeken tot de perfecte young adult literatuur maken. Ze laten de lezer nadenken over wie hij zelf wil zijn, iemand die voor de veilige route kiest of iemand die waagt geluk na te streven.
Net als in Gioia fungeert ook in dit boek een leraar als klankbord voor een van de hoofdpersonen (Michele), zij het dat het dit keer geen bedachtzame filosofieleraar is, maar een scheikundeleraar annex vrouwenverslinder. Hij geeft, samen met Micheles vriend Carlo, dit verhaal wat meer lucht en humor vergeleken met de bloedserieuze voorganger. Galiano’s knieval voor een iets te clichématig eind doet daarentegen weer onder voor het mooie open einde van Gioia. Maar wensvervullend is het zonder meer.